Boek: Dewey – How we think (1910)
Volgens de Amerikaanse filosoof, psycholoog en pedagoog Dewey (1859 - 1952) moeten we reflecteren in de zin van bewust op zoek gaan naar de gronden voor wat we geloven. 

In dit boek lees ik meer over het hebben van 'gedachten', dit vind ik belangrijk omdat ik in o.a. de publicatie van Tom Luken las over reflectie als 'mentaal en talig proces'. Een proces waarin we vooral proberen betekenis te geven aan dat wat we al kennen en weten, met woorden die we al kennen.

Taligheid duidt op een taal, in de omschrijving van Luken een taal van woorden (gesproken, geschreven, gezegd, gedacht). Maar er is ook zoiets als beeldtaal, lichaamstaal, 'iets kunnen aflezen aan een gezicht'. Is dat dan niet-talig?

Dewey benoemt het hebben van gedachten een veel gebezigde uitspraak, het is een gewoongoed geworden. Ergens aan denken, het gaat door je gedachten... De term 'denken' heeft daarin voor hem ook een vorm van uitstel in zich. We voelen, ruiken, zien direct iets, maar het proces in ons brein waarin we dit omzetten naar een gedachte heeft een vertraging in zich, een vorm van indirectheid. Tot slot benoemt Dewey in het denkproces ook de rol van bewijsvoering, het kunnen duiden of beargumenteren waarom we iets denken (maar we duiden bijv. niet - of in ieder geval aanzienlijk minder - expliciet waarom we ruiken of zien). In deze stap gaan gedachten over naar kennis hebben.

Reflecteren is voor Dewey meer dan denken alleen. We rangschikken, ordenen onze gedachten. We plaatsen deze in een volgorde en elke stap heeft een connectie met een volgende stap. Hij omschrijft dit als een flow van gedachten. De gedachten hebben een aanwijsbaar verband, een samenhang. De gedachten samen wijzen op iets: een overtuiging (a reasoned conclusion). Vanuit dit punt kan er acceptatie of afwijzing komen, we omarmen de overtuiging of we keren ons er juist vanaf. De zorgvuldige afweging van deze flow aan gedachten, het feit dat het een actieve en bewust gedachtegang is, omschrijft hij als reflectieve gedachten. 

Deze reflectieve gedachten vragen vaak om een bewijs, een onderbouwing waarom je deze gedachten hebt en waarom je tot een bepaalde overtuiging bent gekomen. Deze onderbouwing kan een 'signing' zijn, een beeld of een aanduiding. Zonder een onderbouwing mondt het denkproces uit in een 'I think so' in plaats van een 'I know so'. De fase zonder dat we ergens bewijs aan (willen) koppelen is dus - aldus Dewey - een denkfase, maar wanneer we de gedachten ordenen / koppelen en voorzien van een afweging dan gaat het denken over in weten.

Het weten is daarin een belangrijk element in de reflectie. Dewey duidt reflecteren als een fase waarin we bewust op zoek gaan naar informatie, het willen 'vinden/voelen/denken' van iets. De gedachten gaan in dit proces over naar een ordening en het willen duiden.

Voor mijn gevoel houdt dit verband met het talige aspect waarom Tom Luken op duidt. Kan het maken van beeldende kunst in een reflectie proces dan gezien worden als niet-talig omdat het niet direct gericht is op ordenen / onderbouwen van gedachten?  Daarover wil ik - o.a. voor mijn positionering - ook meer te weten komen. (Zie ook mijn gedachten hierover bij het Biesta / Door kunst onderwezen willen worden)