Onderzoeksvraag: Hoe kan het maken van zelfportretten meer inzicht in de eigenheid geven van de kunstvakdocent(e)?
Een uitleg over mijn interpretatie van de kernbegrippen in mijn onderzoekvraag:
Zelfportret Een subjectieve weergave - in beeld, woord of geluid – waarin de maker de intentie heeft (een deel van) zichzelf vast te leggen in het artistiek werk. Deze weergave kan een gezicht zijn, het gehele lichaam of een deel ervan, danwel elementen die sterk geassocieerd kunnen worden met de binnenwereld van deze persoon. Het artistiek werk is een momentopname (100 Zelfportretten, Krabbé) van de maker op dat specifieke moment. Het uitgangspunt in het zelfportret is de maker zelf, waarmee de maker een blik in zijn binnenwereld geeft.
Eigenheid: dat wat iemand niet gemeenschappelijk heeft met anderen, datgene wat kenmerkend is voor die persoon zelf. Eigenheid maakt een persoon uniek. Ieder mens heeft eigenheid en je kan dus nooit iemand anders zijn dan je bent. Het is de onontkoombaarheid van de unieke eigen identiteit (Werff, p. 10). De eigenheid komt tot uiting in ons gedrag, in datgene wat we doen én laten zien aan de ander. Ik zie die eigenheid als een vaste kern in mensen, in dialoog met anderen kan deze eigenheid in meer of mindere mate naar voren kan komen.
Er is geen zelf zonder anderen (Brinkgreve, p. 40), ons zelfgevoel ontwikkelt zich niet los van anderen. Het bewustzijn van de eigenheid kan vervagen of verdwijnen, aldus sociologe Christien Brinkgreve (p.35), hierdoor kan de eigenheid van een persoon bijvoorbeeld , naar de achtergrond geplaatst worden, bewust weggestopt worden, maar ook uitvergroot worden. Maar de eigenheid zelf verdwijnt niet.
Maar ook al kan eigenheid gezien worden als vaste kern, ik zie- net als Brinkgreve - een persoon niet enkel als stilstaand gegeven. Ik erken dat die persoon een doorlopend proces van transformatie en dialoog doormaakt waarbij de innerlijke ‘ik’ uitgroeit tot een veelzijdig persoon (Lutters, 2017). Daarin sluit ik mij ook aan bij sociologe Rineke van Daalen in haar quote ‘Mensen kunnen nog zo sterk veranderen als ze ouder worden, maar tegelijkertijd blijven ze wie ze waren (Brinkgreve, p. 109).
Kunstvakdocenten “Personen die gericht bijdragen aan de waardering van studenten voor culturele en kunstzinnige uitingen in hun leefomgeving. Kunstvakdocenten leren anderen zichzelf te uiten met en/of via kunstzinnige middelen” (LKCA, 2020, p. 11). Zij begeven zich in alle disciplines van de kunsten zoals beeldende kunsten, taalkunst, dans, theater en muziek. Kunstvakdocenten zijn mensen die binnen het domein van de kunsten “kennis aan het licht kunnen brengen, makers van kunst, denkers over kunst alsook personen die stilstaan bij de pedagogische waarde van kunst” (Lutters, 2017, p. 50). Waar de functiebenaming ‘docent(e)’ staat, kan ook worden gelezen: leraar, leerkracht, onderwijzer of educator.
Afbakening onderzoeksgebied Zelfportretten
Voor de zelfportretten in mijn onderzoek richt ik mij op de schilderkunst. Zelfportretten in fotografie en objecten maken geen deel uit van mijn onderzoek, evenals werken waarbij de maker wel iets van zichzelf legt in het werk, maar niet zichzelf als uitgangspunt heeft gekozen. Ook binnen de disciplines muziek, dans, zang en toneel kunnen zelfportretten gemaakt worden, in mijn onderzoek laat ik deze disciplines buiten beschouwing.
Inzicht
Het inzicht in de eigenheid wil ik in mijn onderzoek tot stand brengen door zelfreflectie van de makers op de eigen zelfportretten en het doorlopen werkproces om tot deze portretten te komen. Inzicht zie ik als het begrijpen of snappen van hoe iets in elkaar zit. Het is een 'bewust begrip', je 'staat bewust stil' bij een situatie en de eigen rol daarin om tot inzicht te komen. (Zie ook Cirkel van Korthagen, stap 3, bewustzijn)
Zelfreflectie is het vermogen om jezelf te zien in relatie tot de omgeving in zowel het heden, het verleden en de toekomst (Meijers, p. 14). Volgens filosoof, psycholoog en pedagoog Dewey (Boek: How we Think - 1910) moeten we reflecteren in de zin van bewust op zoek gaan naar de gronden voor wat we geloven.
Zelfreflectie wordt beter (geeft betere mogelijkheden voor het maken van goede keuzes voor de toekomst) naarmate het betrekking heeft op zowel de omgeving als de eigen missie en identiteit. In mijn onderzoek leg ik deze connectie door de deelnemers van het onderzoek te laten reflecteren op zichzelf - als persoon en kunstvakdocente in de lesomgeving. (zie ook het model met persoon, functie, context)
Het is relevant het reflectieproces te starten met een ervaring (Korthagen, 2001). Het gaat daarbij echter niet zozeer om een reguliere ervaring, maar om een betekenisvolle of grenservaring (Meijers, p. 34 en Lengelle, Jezelf schrijven). Reflecteren begint altijd met een concrete, praktische ervaring waaraan een gevoel gekoppeld is (Meijers, p. 34). De ervaring doet iets met je, je voelt of vindt er iets van. In mijn onderzoek is het maken van het zelfportret de betekenisvolle ervaring voor de deelnemers. Na de ervaring volgt de stap van betekenis geven aan die ervaring of het verwerken van die ervaring tot een bepaald inzicht (Meijers, p. 34)
In het boek Zelfreflectie in het hoger onderwijs (Meijers, 2017, p. 37) wordt uitgelegd dat reflecteren op het eigen handelen veel meer oplevert in dialoog, doordat de feedback van anderen toegang geeft tot nieuwe perspectieven. Vanuit deze gedachte omvat elke opdracht in mijn onderzoek een reflectiegesprek tussen de deelnemer en mijzelf als onderzoeker. Om zo tot dialoog te komen. Daarnaast vormen ook de 4 opdrachten (de 4 zelfportretten) een onderlinge dialoog, waarover ik met de deelnemer in gesprek ga aan het einde van het onderzoek.